Onderstaand blog is gebaseerd op een van mijn babycoach-consulten. Met goedkeuring van mijn cliënten mocht ik hun verhaal (anoniem) met jullie delen.
Het is vrijdagochtend en de telefoon gaat. Ik hoor een wanhopige moeder van een 4 weken oude baby vertellen dat ze er helemaal doorheen zit. “Ik snap haar gewoon niet,” zegt ze gefrustreerd. “Wat ik ook doe of juist niet doe, het maakt niet uit: ze blijft maar huilen en ik weet niet wat ik nog meer kan doen.” Ik hoor dat ze vecht tegen haar tranen, want ja, wat wil je ook als je al 4 weken een ernstig slaaptekort hebt; een mens is niet gebouwd op maar 3 of 4 uur onderbroken slaap per dag. Ondanks dat ik vandaag een vrije dag heb, rij ik toch naar haar toe. Deze moeder zo het weekend in laten gaan, is voor mij geen optie. Voor veel mensen is het al een grote stap om te bellen naar een babycoach voor hulp en als ze dan bellen, wil ik niet dat ze weer van het kastje naar de muur gestuurd worden, zoals in het reguliere circuit nogal eens gebeurd.
Als ik aankom bij de moeder, zie ik een vrouw die keihard van haar roze wolk getrapt is: ze is oververmoeid, duidelijk nerveus en gestrest. En ik zie een baby die er net zo goed al een tijdje doorheen zit: totaal overprikkeld en niet meer in staat om zich te laten kalmeren door papa of mama. Papa – ook met flinke wallen – is er ook en hij gaat ‘rondjes met de baby wandelen, want dan huilt ze tenminste niet zo hard’. Hij loopt naar boven met de baby en ik blijf het gehuil op de achtergrond horen. Soms is het even wat zachter, maar het komt wel elke keer weer terug.
De moeder vertelt. En vertelt nog meer. En nog meer. Alles van de afgelopen weken komt er uit. Alle frustratie over het niet stil krijgen van haar dochter, alle angst over dat er misschien toch iets mis is met haar dochter, ondanks dat de huisarts zegt van niet. Ze heeft al een doorverwijzing liggen voor de kinderarts, maar daar kan ze pas over 3 weken terecht. Toen ze vanochtend met een vriendin van haar had gesproken, had die haar mijn telefoonnummer gegeven en gezegd: nu bellen, want je gaat niet nog 3 weken aan lopen modderen! En dus had moeder de stoute schoenen aangetrokken en mij gebeld. Ze vertelt me dat ze zich eigenlijk schaamt voor dat ze mij heeft moeten bellen, omdat het voelt alsof zij gefaald heeft. “Iedereen om mij heen krijgt baby’s en bij iedereen gaat dat ook allemaal gewoon goed. Het zijn allemaal van die geboren moeders en ze hebben allemaal van die makkelijke kinderen die nooit huilen. En ik zit hier met een kind dat niet stil te krijgen is…” Ik vertel haar dat ook deze moeders ooit hebben moeten leren hoe ze moeder moeten zijn. Dat zij thuis misschien ook wel hun twijfels hebben over ‘doe ik het wel goed’, maar dat je dat op straat lang niet altijd ziet, want dan doet iedereen of het een piece of cake is. En dat is het niet. Het ouderschap is geen piece of cake. Het is vaak hard werken, het is zwaar onderbetaald en ondergewaardeerd en ook lang niet altijd leuk.
De moeder beaamt dit. Het is voor haar geen pretje nu ze bevallen is. De zwangerschap verliep als een grote roze wolk en ze voelde zich toen gelukkiger dan ooit, maar tijdens de bevalling liep het mis. Ze had zich niet voorbereid op de bevalling met een cursus of zoiets, want ja, iedereen kon toch gewoon bevallen, dus zij ook. “Er is er nog nooit eentje blijven zitten,” werd er tegen haar gezegd en ze vertelt me dat ze daarom vol vertrouwen haar bevalling in ging. Of ja, zegt ze, niet echt vol vertrouwen, maar meer: ‘als ik er niet aan denk, dan kan ik er ook niet bang voor worden’.
Ik weet dat veel vrouwen zo denken; als een struisvogel met de kop in het zand en negeren dat die bevalling toch echt dichterbij komt. Zelf ben ik er van overtuigd dat kennis macht is. Dat als je je wel voorbereid op je bevalling en hoe deze kan verlopen, je veel makkelijker door die bevalling heen kunt gaan. En natuurlijk, dan kunnen er nog steeds dingen anders gaan dan verwacht of gehoopt, maar doordat je weet wat er dan allemaal bij komt kijken, schiet je minder snel in de angst en werk je jezelf veel minder tegen. Maar goed, dat is een ander verhaal en dat zal ik nog wel eens in een ander blog beschrijven. Feit blijft dat deze moeder overvallen werd door de kracht van de weeën en ze ze mede daardoor niet goed op kon vangen. Al snel werd de pijn haar te veel en verzocht ze om pijnbestrijding. De ruggenprik werkte wel, maar haar weeën vielen weg, waarna ze aan het infuus moest. Door het infuus werden de weeën zo heftig dat de hartslag van de baby ‘dipte’ en het noodzaak werd dat de baby snel geboren moest worden. Met als resultaat het gebruik van de vacuümpomp en een knip.
Papa komt weer binnen met een huilend meisje en gaat haar een flesje melk geven. Het meisje drinkt gulzig en haar gehuil verstomd. Ik vraag moeder hoe zij haar bevalling heeft ervaren. “Als een achtbaan waar ik niet uit kon stappen. Alles ging maar door en door en ik kon niks meer doen. Alles werd om me heen besloten en niemand zei of vroeg mij wat.” Ik vraag haar ook hoe zij denkt dat haar baby het ervaren heeft. Daar weet de moeder geen antwoord op te geven.
Moeder vertelt me dat zij niet echt van haar dochter heeft kunnen genieten meteen na de bevalling, want ze had ook nog eens de pech dat haar placenta bleef zitten en ze erg veel bloed verloor. Binnen een half uur na de bevalling lag ze op de OK en lag haar meisje dus bij papa. Die heeft haar heel even vastgehouden, maar zo vertelt hij, hij heeft haar daarna in haar wiegje gelegd, want hij was te bezorgd om mama om zich met haar bezig te houden. Na een half uurtje is het meisje toen van vermoeidheid in slaap gevallen. Af en toe wel wakker en dan jengelde ze wat, maar de kraamverzorgster had gezegd dat dat normaal was na een vacuüm en had het meisje een paracetamol zetpil gegeven, want ‘die kleintjes kunnen nog wel eens een beetje hoofdpijn hebben na zo’n vacuüm’. Toen ze eenmaal terug was bij haar kind, heeft ze wel geprobeerd om borstvoeding te geven, maar haar dochter wilde dat toen niet. Ze is toen gaan kolven, maar na een paar dagen had ze al zulke kapotte tepels dat ze overgestapt zijn op de fles. Het meisje wilde niet goed drinken uit de borst en viel daardoor teveel af. Op de fles deed ze het wel goed qua gewicht, maar het huilen werd er niet minder door.
De vader vertelt dat hun dochter eigenlijk al vanaf dag 1 huilt. Niet zo maar een beetje, maar echt uren aan een stuk. De kraamverzorgster had gezegd dat dat de eerste dagen na de bevalling normaal was, aangezien ze met een vacuüm was geboren. Maar ook na de eerste week bleef ze maar huilen. Ze dronk wel, maar altijd erg gulzig, alsof ze uitgehongerd was. En na de voeding wilde ze het liefste aan de fles blijven tutten, maar dat kon natuurlijk niet. Mama voegt toe: “Daarom waren mijn tepels ook zo snel kapot, want ze wilde elke keer maar blijven tutten, ook als ze allang genoeg had gedronken. Dat was het enige moment dat ze stil was.” Er werd een fopspeen geprobeerd, maar dochter wilde dit niet. Alleen de pink van papa of mama en dan rondwandelen wilde soms helpen.
Tijdens het gesprek zie ik het meisje drinken en zakken haar oogjes al dicht. Ik zie dat het haar erg veel energie kost om te drinken en ze valt dan ook in slaap voor haar fles leeg is. Papa zet haar tegen zich aan om haar te laten boeren, maar voordat ze dat kan doen, begint ze al heel erg te huilen. Ik vraag de ouders of dit altijd zo gaat. Ja, meestal wel, antwoorden ze. Zodra papa haar weer in zijn armen neemt om de rest van de fles te laten drinken, zie ik dat het meisje zich weer iets ontspant en drinkt ze wederom gulzig van haar fles. Maar een paar slokken later valt ze weer in slaap en herhaalt zich het hele verhaal.
Ook al ligt het meisje wat meer ontspannen in de armen van haar vader te slapen, ik zie toch nog steeds veel spierspanning. Alsof ze zich niet over kan geven. Alsof ze zich niet echt volledig KAN ontspannen. Als ik de ouders vraag of ze hun kindje wel eens volledig ontspannen zien liggen of haar volledig ontspannen in hun armen hebben, ontkennen ze dit.
Het eerste gesprek met de ouders heeft zo’n 1,5 uur geduurd, maar ik weet nog niet alles wat ik eigenlijk zou willen weten. Nu nog doorvragen heeft echter geen zin, want de ouders zijn te moe en lamgeslagen nu. Dus plan ik een afspraak in voor de week erna. Tegelijkertijd bespreek ik met hen wat ik nu al zie bij hun dochter: heel veel (spier)spanning en overprikkeling. Dit is iets wat vaker voorkomt bij zware bevallingen, maar of dat alleen de oorzaak is, weet ik nu nog niet. Ik geef de ouders een aantal opdrachten mee voor deze week:
- Het leegmaken van de agenda voor komende week. Even geen kraambezoek, boodschappen doen met de baby erbij of andere prikkels gedurende de dag. Dit meisje – en haar ouders – hebben rust nodig.
- Veel huid-op-huid contact met hun dochter. Hierdoor maken zowel de ouders als het kindje een hormoon (oxytocine) aan dat stress en angst verminderd.
- Verder vraag ik ze om de komende week goed te letten op de houding van hun kindje: in welke houding huilt ze niet of in ieder geval minder dan in andere houdingen?
Verder geef ik ze de tip om bij een osteopaat langs te gaan. Vaak zit een kindje fysiek iets dwars na een bevalling en dan heus niet eens alleen bij hele zware bevallingen. Ook bij de rustige, goed verlopen bevallingen kan er bij een kindje iets ‘niet goed schieten’ of uit balans raken. Een osteopaat kan dit vaak op een zachte, non-invasieve manier verhelpen. De ouders staan hier welwillend tegenover: alles wat hun dochter zou kunnen helpen, willen ze aangrijpen.
Een week later kom ik terug bij dit gezin. Er is iets veranderd. Moeder vertelt me enthousiast dat haar dochter veel minder huilt. Ze hadden begin van de week meteen een afspraak kunnen regelen bij een osteopaat en die behandeling had een wereld van verschil gemaakt. Toen ze er tijdens het weekend op gelet hadden, hadden beide ouders gezien dat hun dochter niet rechtop gehouden wilde worden. Maar alleen liggen in het bedje wilde ze ook niet. De osteopaat had geconstateerd dat een van de nekwervels niet in de juiste stand stond; dit drukte rechtstreeks op de zenuwen die daar langs liepen waardoor het meisje continue pijn voelde. Rechtop gehouden worden, verergerde die pijn, maar het hoofd laten rusten op het matras deed dat eveneens. Alleen de baby horizontaal vasthouden, in foetushouding, het hoofdje ondersteund door een hand van de ouder, kon de pijn wat verminderen. De spierspanning was de afgelopen weken echter zo hoog opgelopen, dat ook dat nauwelijks meer hielp. Na de eerste behandeling had het kindje nog steeds veel gehuild, maar wilde het wel rechtop gehouden worden. Die nacht echter had ze voor het eerst 5 uur achter elkaar geslapen en de ouders wisten toen niet wat ze meemaakten.
De moeder vertelt me dat ze het gevoel heeft dat de fysieke pijn bij haar kindje nu een stuk minder is of misschien zelfs helemaal weg is. Maar dat haar dochter nog steeds huilt, ondanks het lage aantal prikkels gedurende de dagen en ondanks al het huid-op-huid contact dat ze hebben samen. Ik leg haar uit dat ik als babycoach niet alleen kijk naar het lichamelijke, maar ook naar andere vlakken. Ik vraag haar of ze nog weet wat ik haar vroeg tijdens het vorige consult, over hoe de baby de bevalling zou kunnen hebben ervaren. Nog steeds kan ze hier geen antwoord op geven. Dan vraag ik haar of zij haar eigen gevoel kan beschrijven: hoe heeft zij zich al die tijd gevoeld toen ze daar in dat ziekenhuisbed lag. Ik merk aan de moeder dat zij het moeilijk vindt om hier over te praten zonder te huilen. “Ik voelde me zo machteloos en zo verschrikkelijk alleen. Mijn man was er wel bij, maar toch voelde ik me zo eenzaam, alsof niemand me begreep of ook maar wilde begrijpen. Ik had zo’n pijn en niemand wilde me helpen. Maar ook na de geboorte. Ik werd weggereden naar de OK en niemand zei wat, niemand legde wat uit. Ze deden gewoon hun werk en er werd niet gecommuniceerd. Ik was nog steeds alleen.”
We praten hier even over en dan vraag ik haar om zich voor te stellen hoe het voor haar kindje zou hebben kunnen gevoeld toen zij naar de OK werd gereden. Net geboren, met een vacuüm en dan alweer los worden gemaakt van de enige persoon die je echt kent. Ik zie een kwartje vallen bij de moeder. “Zij zal zich ook alleen hebben gevoeld.” En ineens zie ik in de ogen van mama iets veranderen. Alsof er iets ‘geheeld’ is. Moeder kan het niet helemaal onder woorden brengen, maar ik vang iets op zoals: “Ik voelde me zo alleen en zo eenzaam, maar al die tijd was zij dat ook en voelde zij dat ook.” Ik vraag haar hoeveel mama wel niet zou willen huilen vanwege dat eenzame gevoel en die machteloosheid. Moeder geeft aan dat ze hele emmers vol zou kunnen janken, maar dat niet wil vanwege haar dochter. Ze wil blij zijn voor haar dochter. Ze wil een vrolijke mama zijn.
“Zou het kunnen,” vraag ik aan de moeder, “dat jouw dochter jouw tranen huilt? De tranen die jij niet in haar buurt wilt laten zien? En dat ze, door haar verdriet te uiten, jou eigenlijk gewoon toestemming geeft om jouw verdriet ook te laten zien?” Dat is uiteraard het breekpunt voor de moeder. Haar tranen komen los en ze stort even in. Het raakt haar, maar dan in positieve zin: het klopt.
De week erna heb ik nog een keer telefonisch contact met de moeder. Moeder en kind maken het beide goed. “Qua prikkels kan ze nog niet veel hebben, maar,” zo geeft de moeder aan, “het huilen is bij ons allebei een heel stuk minder. En nu niet omdat ik niet meer wil huilen, maar juist doordat ik af en toe huil en mijn gevoel aan haar laat zien.” En zo blijkt maar weer dat heftige emoties echt niet altijd fout zijn of negatief. Een emotie is niet meer dan dat; een gevoel dat gedeeld moet worden. En soms is de persoon met wie je het moet delen, dichterbij dan je denkt.